De zorg- en onderwijssector behoren tot de grootste leveranciers van cursisten voor intern en extern gevolgde cursussen en opleidingen. Zowel zorg- als onderwijsorganisaties worden gedreven te werken aan kwaliteit, efficiency en professionalisering. De grote vraag is of er nog genoeg tijd, middelen en instrumenten zijn voor effectieve scholing en ontwikkeling…
In dit blog pleit ik ervoor dat besturen van scholen meer verantwoordelijkheid voor de lerende schoolorganisatie gaan nemen in plaats van dit over te laten aan schooldirecteuren en schoolleiders, die het vaak weer overlaten aan teams en individuele leerkrachten. De gegevens uit dit blog zijn afkomstig van jaarlijks onderzoek door NIDAP en Springest onder opleidingsverantwoordelijken binnen het onderwijs*.
Onderwijskwaliteit is – nog steeds – ondermaats
De onderwijskwaliteit van onder andere het primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs moet nog steeds omhoog. Er staan nog te veel onbevoegde docenten voor de klas. Tal van instrumenten worden ingezet. Maar de werkdruk is hoog, onderbezetting bestaat nog steeds en niet elke leraar is gemotiveerd om nascholing te volgen.
Er wordt te weinig strategisch en tactisch gestuurd op professionalisering, waardoor de ruimte om te leren doorgaans op basis van individuele vraag in plaats van een echte professionaliseringsvisie wordt ingevuld. Digitale leervormen, zoals e-learning, digitale content en MOOCs, vergroten de leermogelijkheden maar bemoeilijken ook het overzicht op de professionele ontwikkeling, zowel individueel als op organisatieniveau. Een betere balans tussen sturing en vraag is dus wenselijk.
Professionalisering
Aan onderwijzers in het PO, VO en hoger onderwijs worden steeds meer eisen gesteld. Professionalisering en het bijhouden van beroeps- en didactische kennis moeten worden gerealiseerd door middel van scholing, maar zeker ook intervisie en feedback en intern leren in teamverband.
Leraren en scholen geven echter aan dat er knelpunten zijn die hun leerdoelen in de weg liggen:
- zo heeft rond de 40% simpelweg geen tijd voor scholing;
- meer dan 40% noemt geld als belangrijk knelpunt;
- een kwart van de PO scholen geeft aan dat de werkdruk te hoog is
- één op de vijf VO-scholen geeft aan dat de motivatie om zich te scholen ontbreekt.
Door beleid te voeren op het wegnemen van deze knelpunten, kunnen professionaliseringsdoelstellingen beter worden gerealiseerd.
In ‘Professionalisering als gerichte opgave’, een verkennend onderzoek uit 2013 van de Inspectie van het Onderwijs, wordt geconstateerd dat, hoewel er wel degelijk ruimte is voor professionalisering, deze weinig planmatig van aard is en vaak niet gericht op specifieke zwakke punten van leraren. Bij lang niet alle leraren worden lesobservaties met regelmaat en systematisch gehouden. Daarbij worden ze vrijwel uitsluitend gedaan in de context van functionerings- en beoordelingsgesprekken, waardoor denkbaar is dat ze vaak een meer beoordelende dan didactische functie vervullen.
- de Lerarenbeurs (hiermee kunnen leraren een bachelor- of masteropleiding volgen en zich verder ontwikkelen);
- de functiemix (hierdoor kunnen leraren doorgroeien naar hogere leraarsfuncties met bijbehorende beloning);
- het Lerarenregister (waarin alle bevoegde leraren in Nederland zich kunnen inschrijven en leggen zij vast welke activiteiten ze ondernemen om hun professionaliteit te ontwikkelen).
Het Kabinet wil inschrijving in het Lerarenregister vanaf 2017 verplichten. Hiervoor is een wetsvoorstel naar de Raad van State gestuurd.
Rol van bestuur/schoolleiding
Op verreweg de meeste PO scholen komen de activiteiten gericht op schoolontwikkeling tot stand in samenspraak tussen schoolleiding en team. Het initiatief ligt meestal bij de schoolleiding maar leraren hebben hierbij een actieve inbreng. Ongeveer twee derde van de scholen kent een organisatie van deelteams (vaak ‘bouwen’) waarin leraren met elkaar overleggen over de (in)richting van het onderwijs.
Op meer dan de helft van de VO scholen is de leraar zelf het meest bepalend bij de keuze welke professionaliseringsactiviteiten gevolgd worden. In het voortgezet onderwijs is professionalisering geen zaak van het bestuur. Bevoegde gezagen mandateren dit aan de schoolleiding.
In de praktijk komt het erop neer dat professionalisering van leraren op bijna twee derde van de scholen geen zaak van het bestuur is maar van de school zelf, waarbij de school zich wel achteraf aan het bestuur dient te verantwoorden. Een kwart van de scholen geeft aan dat het bestuur kaders bepaalt die door de school verder ingevuld worden. Op bijna alle scholen vinden scholingsactiviteiten plaats die gericht zijn op het gehele team. Op de meeste scholen is er ook ruimte voor individuele leraren om zich te scholen.
Opvallend is dat de scholing die leraren volgen op slechts 60 procent van de scholen gericht is op het verbeteren van zwakke pedagogische en didactische competenties.
Knelpunten
Een sterk gedecentraliseerde scholing loopt niet altijd op rolletjes. Een gebrek aan tijd (bij 30-42% van de scholen een issue), geen vervangende leerkrachten/docenten en het gevaar van lesuitval.
Maar ook dit: zelfstandig beslissende teams roepen steeds vaker om maatwerk, op basis van een dusdanige specifieke opleidings- of adviesvraag. Daarvoor is kostbaar en niet op effectiviteit of rendement te beoordelen maatwerk nodig. Misschien wel leuker om aan deel te nemen als team en ook direct in de praktijk te brengen, maar of dit soort programma’s werkelijk bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs op de school is nog maar de vraag. Men voldoet in ieder geval wel aan het verplichte aantal nascholingsuren.
Scholen hebben vaak weinig aan brede theoretische scholingstrajecten. Het is inderdaad minder praktisch toepasbaar, maar een meer theoretische benadering kan wel structureel bijdragen aan de ontwikkeling en borging van onderwijskwaliteit in de organisatie. Dit lijkt mij een onderwerp voor op de bestuurlijke agenda, naast het onderhoud van de gebouwen en de financiën.
Enkele knelpunten bij de nascholing en professionalisering van leerkrachten en docenten:
Hoe leren leraren en docenten?
Er wordt op veel verschillende manieren geleerd in het onderwijs. De meeste leraren en docenten leren door kennis te delen met collega’s, groeps- en teamtrainingen en door het volgen van een opleiding of training bij een instituut. Een kwart van de VO docenten maakte in 2016 gebruik van e-learning. Binnen het PO is dat 13%. Mijn verwachting is dat het digitaal leren verder zal toenemen als antwoord op het gebrek aan tijd en vanwege lagere kosten.
In onderstaande tabel zie je op welke manieren docenten leren:
Scholingsplannen: te veel gericht op uren maken
Teams bij PO en individuele docenten bij VO zijn vaak betrokken bij het scholingsplan. De vraag is of daarmee het scholingsplan niet te veel een operationeel niveau krijgt in plaats van een strategische. Dat lijkt te worden bevestigt doordat veel scholingsplannen een tijdhorizon hebben van maar één jaar. Hierdoor zal de inkoop ook meer ad hoc zijn. Dat geldt in iets mindere mate ook voor het VO. Slechts 30% van de PO en VO scholen had in 2014 een scholingsplan met een scope van 4 tot 5 jaar:
Maak van het scholingsplan, een strategisch meerjarig visiedocument dat duidelijkheid geeft over waar de scholen over 3 tot 5 jaar willen staan en welke route hiernaartoe moet leiden.
Bovenschoolse directie helemaal niet betrokken bij scholingsplan
Ten aanzien van het scholingsplan zien we verschillen tussen de uitkomsten van het eerdergenoemde rapport ‘Professionalisering als gerichte opgave’ van het Ministerie OCW (2013) en de studie van NIDAP/Springest (2014). Het OCW rapport geeft een positiever beeld. Volgens dat rapport heeft een kleine 60 procent van de VO scholen een meerjarig professionaliseringsbeleid vastgelegd terwijl volgens de tweede studie de helft zegt te beschikken over een scholingsplan dat drie of meer jaren bevat. Wat is meerjarig? Een definitiekwestie wellicht.
De schoolleiding is naar eigen zeggen op slechts iets meer dan een derde van de scholen van doorslaggevende invloed op de professionaliseringsactiviteiten van leraren. Op de overige scholen is vooral de leraar of in een enkel geval de vaksectie bepalend hierbij. De meeste directies (zeven van de tien) geven aan dat leraren verplicht zijn zich te professionaliseren vanuit de eis tot het onderhouden van bekwaamheden. Bij een derde deel van de scholen is dit dus niet het geval.
Hieronder zie je wie verantwoordelijk is voor het opstellen van het scholingsplan:
Wat kan de schoolleiding leren?
Inmiddels beschikken de meeste scholen over een scholingsplan. De totstandkoming en uitvoering daarvan ligt veelal lager in de organisatie, dus op het niveau van de teams of teamleiders. De hoogste echelons zouden veel meer betrokken moeten blijven bij de kwaliteitsverbetering, niet alleen door het periodiek op basis van rapportages beoordelen of de teams en leraren voldoende doen aan nascholing en professionalisering…
Het begint met een visie op kwaliteit en waar de (lerende) schoolorganisatie wil staan in 2020 (en verder). De Onderwijsraad formuleert het als volgt:
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs binnen de afzonderlijke onderwijsinstellingen ligt bij de besturen. Zij zijn onmisbare knooppunten in de bestuurlijke verhoudingen. De Onderwijsraad is van mening dat de minister de publieke belangen van onderwijs alleen kan waarborgen als die belangen ook door onderwijsbesturen worden behartigd.
En als financiële middelen de bottleneck zijn voor de realisatie van een strategisch scholingsplan, dan zijn het toch ook de bestuurders die dit hogerop moeten aankaarten? Hieronder zie je wat de belangrijkste drijfveren zijn van het scholingsplan:
Geschreven door Drs. Paul van der Wal | NIDAP B.V.
*Uit een jaarlijks onderzoek van bureau NIDAP in opdracht van opleidingsvergelijkingsite Springest onder 3000 opleidingszoekende of -volgende professionals blijkt dat 18% van hen werkzaam is in de sector zorg en 13% in de sector onderwijs. Dat is twee keer zoveel als de industriële en financiële sectoren bij elkaar! Bureau NIDAP onderzoekt de Leven lang leren markt al meer dan 20 jaar. Springest is de grootste onafhankelijke opleidingsvergelijkingssite van Nederland.
Meer ontdekken over leren in (onderwijs)organisaties?
Hoe kan (of moet) het leren in jouw (onderwijs)organisatie anders? Welke slimme tools en trucjes zijn handig? Wie kan ik hiervoor inzetten, om het proces te versimpelen en/of versnellen? Tijdens de komende editie van Next Learning kun je weer kiezen uit ontzettend veel sessies en werkvormen. Je wordt dus wederom flink aan het werk gezet, om precies datgene mee naar huis te nemen wat je nodig hebt. Dit alles in de volgende thema’s:
- Gepersonaliseerd leren
- Leren op de werkplek (70:20:10)
- Empower de lerende – DIY
- Veranderend Learning Design
- VUCA & Leren